De zogenaamde 'Jonas' versiering behoort tot de vroegste versieringen die op kleipijpen werden aangebracht, ze zijn rond 1630 ontstaan. De ketel is vormgegeven in de vorm van een mannenhoofd met snor en meestal sik of baard en de steel is versierd met een wijdopen gesperde vissenbek die de man lijkt op te eten (of uit te spugen). Zoals de vroegste pijpenmakers in de verschillende Nederlandse plaatsen hun eigen lokale karakteristieke vorm ontwikkelden, zo deden zij dit ook in het geval van de 'Jonas' versieringen.
Veel Jonas pijpen zijn niet voorzien van een gestempeld makersmerk in de hiel, maar diverse pijpenmakers graveerden initialen aan weerszijden van de steel.
Rond de overgang van de 17e naar de 18e eeuw verdween het thema, hoewel op 18e eeuwse pijpen zo nu en dan nog wel een vissen of monsterbek in de steel werd verwerkt.
Het zeemonster op de steel is een versiering die ook in de 18e eeuw nog regelmatig gebruikt wordt, en dan doorgaans zonder het mannengezicht op de ketel; de ketel is onversierd of heeft een andere versiering. Vooral Duitse 18e en ook 19e eeuwse pijpenmakers gebruikten het zeemonster op de steel maar ook zijn voorbeelden uit Gorinchem (merk WGB) en Gouda (merk 222) bekend.
Pijpje daterend uit ca 1770-1790, met afbeelding van schip op ene zijde, en afbeelding van 'de Hoop' op andere zijde, met daarboven de initialen GVB. Waarschijnlijk Gorinchem
Opvallend is de afbeelding van slang of zeemonster op de steel (zie ook 'Jonas')
Bovenstaande pijp is waarschijnlijk van Duitse makelij, en stamt uit de 18e of vroege 19e eeuw.
FABRICIRT ILH DORN
Onderstaand pijpje is van Duitse makelij getuige de tekst op de steel.